Adrz

Deze folder geeft u informatie over onttrekkingsverschijnselen bij de neonaat na SSRI gebruik in de zwangerschap. Het is goed u te realiseren dat de situatie voor u persoonlijk anders kan zijn dan beschreven.

Van uw behandelende arts of psychiater heeft u een zogenaamde SSRI voorgeschreven gekregen. Deze groep medicijnen wordt gebruikt bij de behandeling van depressie, paniekaanvallen, sociale angststoornis, diverse soorten fobieën, dwangstoornis, posttraumatische stress-stoornis en eetstoornissen. SSRI’s werken onder andere via de boodschapperstof serotonine. Bij deze aandoeningen lijkt de stemmings- of angst ’thermostaat’ ontregeld te zijn en de SSRI’s of een ander antidepressivum helpen om die thermostaat weer goed in te stellen en goed ingesteld te houden.

Wanneer de aanstaande moeder tijdens de zwangerschap een SSRI gebruikt, komt er door de moederkoek via de navelstreng ook wat van die medicijnen bij de baby terecht. Hierdoor wordt ook de thermostaat van de baby bijgesteld. Na de geboorte wordt de toevoer van die medicijnen aan de baby plotseling gestopt. Hierdoor kan de pasgeborene ontregeld raken. De verschijnselen die hierbij passen worden wel neonatale onttrekkingsverschijnselen genoemd. Het gaat hierbij niet om onthoudingsverschijnselen zoals bij een verslaving, maar heeft te maken met een bijstelling van de ‘thermostaat’ van de pasgeborene.

Neonatale onttrekkingsverschijnselen

De verschijnselen die op kunnen treden zijn:

  • voedingsproblemen, minder goed drinken
  • prikkelbaarheid en meer huilen
  • trillerig zijn
  • verhoogde spierspanning
  • slaapproblemen
  • zeer weinig bewegen en weinig reactief zijn
  • ondertemperatuur
  • kreunende ademhaling
  • minder urineproductie

Wanneer treden neonatale onttrekkingsverschijnselen op?

Neonatale ontrekkingsverschijnselen treden meestal binnen twee tot vier dagen na de bevalling op en duren maximaal twee tot vier weken. In principe kunnen ze optreden bij gebruik van alle soorten SSRI’s. Bij gebruik van hogere doseringen met SSRI’s is de kans op deze onttrekkingsverschijnselen groter. Ook als de baby te vroeg geboren is, is de kans wat groter. Meestal verdwijnen de verschijnselen spontaan en behoeven geen verdere behandeling. De pasgeborene houdt er, voor zover bekend, geen gevolgen aan over.

Wat te doen?

Het is belangrijk tevoren al geïnformeerd te zijn dat neonatale onttrekkingsverschijnselen kunnen optreden, wat u kunt verwachten en wat u kunt doen. Deze folder helpt u daarbij. Dit geldt ook voor andere betrokkenen zoals verzorgenden en behandelaars (uw verloskundige of huisarts). Het is verstandig om, met name gedurende de eerste drie dagen na de bevalling, op de bovengenoemde verschijnselen te letten. Wanneer een of meerdere van de bovengenoemde verschijnselen optreden is het belangrijk te overleggen met de verloskundige of de huisarts.