Adrz

Deze folder geeft u informatie over nazorg na een shuntoperatie. Het is goed u te realiseren dat de situatie voor u persoonlijk anders kan zijn dan beschreven.

Na de operatie

Indien uw shunt onder plaatselijke verdoving is aangelegd, kan het enkele uren tot een dag na de operatie duren voordat de verdoving is uitgewerkt. Zolang de arm verdoofd is kan er een sling gedragen worden. Deze krijgt u van de verpleegkundige van de afdeling waar u bent opgenomen. Zodra de verdoving is uitgewerkt adviseren we u deze af te doen. Indien uw shunt onder algehele narcose is aangelegd, kunt u de arm direct weer gebruiken.

Wanneer u na de operatie weer terug bent op de verpleegafdeling controleert de afdelingsverpleegkundige de shunt een aantal keer door te kijken, te voelen en te luisteren met een stethoscoop. De dialyseverpleegkundige komt ook bij u langs voor een controle van de shunt. Na de operatie moet er op de plaats van de shunt een geruis te horen zijn of trillingen te voelen zijn. Als u met ontslag gaat krijgt u instructies van de dialyseverpleegkundige hoe u de shunt zelf kunt controleren.

U kunt na de operatie pijn voelen. Hiervoor kunt u paracetamol gebruiken, zie voor juist gebruik de bijsluiter of volg het voorschrift van uw arts. Na de operatie kan de shuntarm gespannen en wat dikker aanvoelen. Wanneer uw arm dikker wordt (oedeemvorming) adviseren wij u uw arm hoog te leggen en vingers goed te bewegen. Dit is normaal en trekt na een aantal dagen weg.

U heeft een wondje met hechtingen in de arm bedekt met een pleister of verband. De hechtingen zijn meestal zelfoplosbaar. Dit betekent dat ze niet verwijderd hoeven te worden. Wanneer er niet-oplosbare hechtingen zijn gebruikt worden deze door de medewerkers op de poli chirurgie verwijderd. Indien u al dialysepatiënt bent wordt in overleg met de vaatchirurg het verwijderen van de hechtingen ook weleens op de dialyse gedaan.

U moet het verband/pleister de eerste 24 uur na de operatie laten zitten. Na 24 uur mag u douchen, maar het is belangrijk dat u de wond droog houdt. U mag weer in bad zodra de hechtingen zijn verwijderd en de wond goed is genezen. De pleister laat u in principe zitten totdat u op controle bij de poli chirurgie bent geweest.

Na één tot twee weken wordt u bij de vaatchirurg op de poli verwacht voor controle van de shunt. Na zes weken krijgt u een afspraak voor een duplex van de shunt. Dit is een echo-onderzoek waarbij uw shunt gecontroleerd wordt.

Op de nierfalenpoli heeft u al een siliconen armbandje gekregen met de tekst: Deze arm niet prikken/geen bloeddruk meten. Wij adviseren u dit armbandje altijd te dragen of toch zeker tijdens een opname in het ziekenhuis.

Mogelijke complicaties

Indien u na ontslag een of meerdere onderstaande klachten of complicaties heeft aan uw shuntarm, moet u contact opnemen met de chirurgische polikliniek;

  • Nabloeding
  • Pijnlijke, warme, rode, gevoelloze, koude en of blauwe vingers (dit ontstaat door de verminderde doorstroming van uw bloed naar uw hand door de shuntaanleg).
  • Koorts

Aandachtspunten

Hoe kunt u zelf de shunt controleren?

Door de shunt elke dag te bekijken en het hele traject met twee vingers te bevoelen kunt u veranderingen vaststellen. Deze veranderingen kunnen zijn:

  • Verkleuring van de huid/wondjes
  • Zwelling
  • Pijnlijke of harde shunt
  • De trilling in de shunt is minder of niet voelbaar (shunttrombose).

Als u een van deze veranderingen constateert is het van groot belang dat u direct postoperatief contact opneemt met de poli vaatchirurgie of de nierfalenpoli-verpleegkundige. Buiten kantoortijden kunt u contact opnemen met de dialyseverpleegkundige die bereikbare dienst heeft, via het algemene telefoonnummer van het ziekenhuis: 088 125 00 00.

Probeer de shuntarm te ontzien door:

  • Niet op de shuntarm te gaan liggen
  • Geen knellende kleding, armbanden of horloge te dragen aan de shuntarm
  • Korstjes te laten zitten in verband met infectiegevaar
  • Gebruik de shuntarm niet om de bloeddruk te meten.
  • Vermijd extreme warmte of koude
  • Gebruik de shuntarm gewoon, maar vermijd overbelasting.
  • In een shuntarm mag geen infuus geplaatst worden of bloed worden afgenomen op het laboratorium.