U bent via de Spoedeisende Hulp opgenomen op de Acute Opnameafdeling (AOA) of de Geriatrische Trauma Unit (GTU) vanwege een gebroken heup. U wordt in principe binnen 24 uur geopereerd tenzij er meer onderzoek nodig is of als andere artsen u voor de operatie nog moeten beoordelen. De arts bespreekt met u welke behandelopties er zijn en samen wordt besloten of u nog geopereerd wordt en welke operatie er uitgevoerd wordt.
Een heupfractuur
De heup bevindt zich op de plaats waar het bovenbeen en het bekken bij elkaar komen. Een heupfractuur is een breuk in het bovenbeen (dijbeen) vlakbij het heupgewricht.
Er zijn verschillende soorten heupfracturen, afhankelijk waar de breuklijn loopt. Dit onderscheid is belangrijk omdat hierdoor de behandeling wordt bepaald.
De verschillende soorten breuken zijn:
- Mediale collumfractuur
- Pertrochantere femurfractuur
- Subtrochantere femurfractuur
- Mediale collum fractuur
- Pertrochantere fractuur
- Subtrochantere fractuur
De dag van de behandeling
Voorbereiding
Op de Spoedeisende Hulp zijn ter voorbereiding op de operatie een aantal onderzoeken gedaan, zoals:
- een foto gemaakt van de heup.
- bloedafname.
- Soms een hartfilmpje en/of een longfoto.
Op de afdeling wordt door de verpleegkundige nog een aantal vragen gesteld over uw gezondheid, medicijngebruik, de mate van zelfstandig functioneren voor de val en uw woonomstandigheden. Zij vraagt ook de gegevens van uw contactpersoon. Vervolgens worden voorbereidingen getroffen voor de operatie.
- U krijgt een infuus om u van voldoende vocht te voorzien.
- U moet, afhankelijk van het moment van de operatie, nuchter blijven.
- U krijgt een operatiejasje aan.
- Uw temperatuur, bloeddruk en hartslag worden gemeten (als dit op de Spoedeisende Hulp nog niet gedaan is).
De behandeling
Anaesthesie/verdoving
De anesthesist bespreekt met u wat de beste vorm van verdoving is voor u. De operatie kan uitgevoerd worden met een ruggeprik of onder algehele narcose.
Ruggenprik
Verdoving middels een ruggenprik is een veilige methode en heeft vaak de voorkeur boven algehele narcose.
Mogelijke complicaties zijn:
- Onvoldoende block waarvoor algehele anesthesie nodig is.
- Blaasretentie met kans op catheterisatie.
- Hoog block met ademhalingszwakte.
- Post punctie hoofdpijn.
- Rugpijn ter plaatse van injectie.
- Paresthesie tijdens prikken, kleine kans op blijvende of langer bestaande. paresthesie of in ergste geval zenuwschade.
- Infectie, bloeding (epiduraal hematoom).
Algehele narcose
Ook dit is een veilige methode. De kans op complicaties is afhankelijk van de conditie van de patiënt.
Mogelijke complicaties zijn:
- Misselijkheid en braken
- Keelpijn
- Tandschade
- Zenuwschade tgv positionering
- Aspiratie
- Blaasretentie met kans op catheterisatie (minder dan spinaal)
- Allergische reacties op medicatie (maar bij spinaal natuurlijk ook antibiotica etc)
- Awareness
- Ademhalingsproblemen (zeker bij astma/COPD)
Operatietechnieken
Er zijn verschillende manieren om een heupfractuur operatief te behandelen:
- Kophalsprothese (KHP): De eigen heupkop wordt afgezaagd en verwijderd. Vervolgens wordt er een steeltje in het bot van het dijbeen geplaatst en vastgelijmd met botcement. Hierop komt een metalen kop die in de eigen heupkom valt.
- Totale heupprothese (THP): De heupkop wordt afgezaagd en verwijderd. Vervolgens wordt er een metalen steeltje in het bot van het dijbeen geplaatst, dit kan met of zonder botcement. Het kraakbeen uit de heupkom wordt verwijderd waarna er een nieuwe kom geplaatst wordt. Ook dit kan met of zonder botcement gedaan worden. Op de steel wordt een metalen kopje geplaatst wat in de nieuwe heupkom valt.
- Dynamic Hip Screw (DHS) Aan de zijkant van het dijbeen wordt een schroef geplaatst die tot in de heupkop komt. Over deze schroef wordt een metalen plaat aan de zijkant van het bot van het dijbeen geplaatst welke wordt vastgezet met schroeven.
- Schroeven: Aan de zijkant van het dijbeen worden drie schroeven parallel aan elkaar geplaatst welke tot in de heupkop komen.
- Intramedullaire pen (gammanail): Aan de top van het dijbeen wordt een metalen pen in het merg van het bot geplaatst. Door deze pen komt een schroef tot in de heupkop. Onderaan de pen wordt in het dijbeen nog een kleine schroef geplaatst.
Na de behandeling
Na de operatie wordt u naar de uitslaapkamer gebracht. Daar blijft u tot u goed aanspreekbaar bent, de verdoving deels is uitgewerkt en uw lichaamsfuncties stabiel zijn. De verpleegkundigen van de uitslaapkamer nemen dan contact op met de afdeling om u op te halen.
U wordt door de verpleegkundigen van de afdeling teruggebracht naar uw kamer. U kunt na de operatie een aantal slangetjes hebben:
- Een infuus voor het toedienen van vocht en medicijnen.
- Een blaaskatheter voor het laten weglopen van urine.
- Een wonddrain voor het afvoeren van overtollig vocht en bloed uit het wondgebied.
De verpleegkundige komt regelmatig bij u langs voor de volgende controles:
- Meten van de bloeddruk en de polsslag.
- Nagaan of u pijn heeft.
- Checken of de heupwond doorlekt. Indien nodig krijgt u een drukverband of wordt het verband of de pleisters vervangen.
- Controle van de drain.
- Controle van de blaaskatheter.
- Controle van het infuus.
Misselijkheid- en pijnbestrijding
Na de operatie kunt u misselijk zijn. De verpleegkundige kan u een medicijn geven tegen misselijkheid. Na de operatie hoeft u niet veel pijn te hebben. De anesthesist heeft pijnstillers voorgeschreven op vaste tijdstippen. Het is belangrijk om deze pijnstillers in te nemen. De verpleegkundige vraagt u regelmatig naar de pijn en past de pijnmedicatie zo nodig aan.
Anti-stollingsmiddel
Na de operatie krijgt u één keer per dag in de buik of in het bovenbeen een injectie met een antistollingsmiddel. Dit is een medicijn om trombose (een bloedstolsel in een bloedvat) te voorkomen. U blijft het antistollingsmiddel ongeveer vier weken gebruiken. In het ziekenhuis leert u hoe u zelf de injecties kunt toedienen en u krijgt een kaart met instructies voor het zelf toedienen van de antistolling. Het kan zijn dat u al bloedverdunners gebruikt van u zelf. Soms is het dan niet nodig om deze injectie te geven.
Doorliggen (decubitus)
Omdat u veel op bed ligt, heeft u een vergrote kans op het krijgen van doorligplekken (decubitus). Hoe eerder deze ontdekt worden, hoe beter ze te behandelen zijn. Waarschuw daarom de verpleegkundige als u pijn krijgt aan uw stuit, hielen of ellebogen. Om de kans op decubitus te verminderen of verergering te voorkomen is het volgende belangrijk:
- Regelmatig verandering van houding
- soms een speciaal matras of het gebruik van een dekenboog.
- Goede voeding
- Zo snel mogelijk het bed weer uit
Controlefoto
Controle foto’s worden in principe niet gemaakt bij operaties waar tijdens de operatie gebruik is gemaakt van röntgen (Dit gebeurt bij het plaatsen van een DHS, schroeven of intramedullaire pen). Bij operaties waarbij een prothese is geplaatst (KHP/THP) wordt na de operatie een controle röntgenfoto gemaakt op de afdeling Radiologie.
Blaaskatheter
Als u na de operatie nog een blaaskatheter heeft wordt deze zo snel mogelijk weer verwijderd.
Infuus
U heeft een infuus, deze wordt de dagen na de operatie weer verwijderd als u geen vocht, antibiotica of bloed meer nodig heeft.
Bloedprikken
De dag na de operatie prikken we uw bloed en controleren we onder andere het bloedgehalte (Hb).
Botontkalking/Osteoporose
Zie voor een uitgebreide uitleg de folder osteoporose. Bij patiënten met een gebroken heup is het risico op een volgende botbreuk sterk verhoogd. Dit risico neemt toe met de leeftijd van een patiënt. Daarom worden patiënten met een gebroken heup die 75 jaar of ouder zijn behandeld met Zoledroninezuur via een infuus tijdens de opname voor de gebroken heup. Er kunnen redenen zijn dat Zoledroninezuur niet gegeven kan worden. Er wordt dan een ander plan gemaakt om het risico op een volgende fractuur te verminderen.
Nazorg
Wond
De operatiewond kan de eerste dagen nog wat bloed of vocht lekken. De wond kan op verschillende manieren gehecht zijn, dit kan onderhuid met hechtingen die vanzelf oplossen of met nietjes (agraves) die na 2 weken verwijderd moeten worden
Uit bed
De fysiotherapeut en de verpleegkundigen helpen u met uit bed komen en leren lopen.
- Op de dag van de operatie heeft u nog bedrust.
- Op de dag na de operatie komt u voor het eerst uit bed. U oefent om vanuit bed in een stoel te gaan zitten.
- Als dit goed gaat, oefent de fysiotherapeut of de verpleegkundige het lopen met u.
- De heup is na de operatie in principe volledig belastbaar, tenzij de operateur aangeeft dat dit anders is.
Ontslag
U mag met ontslag in overleg met de arts/physician assistant/verpleegkundig specialist wanneer er medisch geen noodzaak meer is om in het ziekenhuis te blijven. Dit betekent niet dat u al helemaal hersteld bent. U zult bijvoorbeeld merken dat u nog hulp nodig kunt hebben bij bijvoorbeeld lopen. Er wordt gekeken wat voor u de beste optie is om te herstellen:
- Dit kan thuis zijn, met Fysiotherapie. Het is mogelijk dat u kort na de operatie in staat bent weer terug te gaan naar uw oude woonsituatie. De transferverpleegkundige kan indien nodig thuiszorg of hulpmiddelen regelen voor thuis. U moet zelf een afspraak maken met een fysiotherapeut bij u in de buurt.
- Indien het niet mogelijk is om veilig thuis te kunnen herstellen zal de transferverpleegkundige dit met u en uw contactpersoon bespreken. Dit is bij ongeveer 75% van de patienten het geval. Een tijdelijke opname in een revalidatiecentrum of verpleeghuis moet dan geregeld worden. Bij voorkeur is het doel om u in het verpleeghuis dusdanig te revalideren dat u na enkele weken weer naar huis kunt.
Controleafspraak
Als de hechtingen niet oplosbaar zijn mogen deze na ongeveer 14 dagen verwijderd worden tijdens een controle op de polikliniek chirurgie, door de huisarts of in het verpleeghuis. Wij adviseren om een jaar lang de littekens niet bloot te stellen aan de zon of de littekens in te smeren met zonnebrand factor 50. Dit om hyperpigmentatie (Dit is een bruine verkleuring van de littekens die mogelijk niet meer weg trekt) te voorkomen.
Als u een prothese heeft gekregen is er geen verdere controle nodig. De fysiotherapeut die u begeleidt zal bij bijzonderheden u adviseren contact op te nemen met de arts. Indien er ander materiaal geplaatst is in uw heup (schroeven, gammanail of Dynamic Hip Screw) zal u een afspraak (met röntgenfoto vooraf) krijgen twaalf weken na de operatie bij de arts/physician assistant/verpleegkundig specialist.
Problemen
De eerste 24 uur na ontslag uit het ziekenhuis kunt u bij problemen contact opnemen met de verpleegafdeling of met de polikliniek Chirurgie. Bel in ieder geval in de volgende gevallen:
- Rode, gezwollen, warm aanvoelende huid rondom de wond.
- Koorts of rillingen, lichaamstemperatuur hoger dan 38,5° Celsius.
- Plotselinge heftige pijn.
Onderzoek naar de oorzaak van uw val
Dat u bent gevallen kan betekenen dat er meer aan de hand is. U kunt hierbij denken aan duizeligheid, krachtsverlies, slechte motoriek, koorts, uitdroging, slechte voedingstoestand, bloedafwijkingen of verwardheid. Deze problemen worden tijdens de opname door uw zorgverleners in kaart gebracht. Het is daarom belangrijk dat u vragen, problemen en zorgen bespreekt met de verpleegkundige. Zij kan u in contact brengen met een specialistische arts, met een transferverpleegkundige of andere hulpverleners.
Osteoporose
Als u tijdens de opname nog niet behandeld bent voor osteoporose, vindt in een latere fase onderzoek plaats naar botontkalking (osteoporose).
Pijn
Bij pijn kunt u pijnstillers zoals Paracetamol gebruiken. Hiervan mag u per dag maximaal vier keer twee tabletten gebruiken.
Contact
Heeft u na het lezen van deze folder nog vragen of ontstaan er na de behandeling onverhoopt problemen waarover u zich zorgen maakt, dan kunt u bellen naar de polikliniek Chirurgie via 088 125 42 37. Buiten werktijden kunt u bellen naar de receptie van Adrz via 088 125 00 00. Zij verbinden u door met de betreffende afdeling.
Wilt u een afspraak maken, annuleren of verzetten? Neem dan op werkdagen tussen 8.00 uur en 13.00 uur contact op met de Afspraakcentrale via 088 125 00 00 of via het contactformulier.