U kunt thuis sondevoeding geven als uw kind straks geen intensieve verpleging en medische zorg meer nodig heeft en naar huis mag. Echter, eerst moet u in staat zijn om sondevoeding te geven. Kennis over de manier van toedienen en het inbrengen van een sonde is hiervoor noodzakelijk en dit vergt enige tijd en oefening. Wij, als verpleegkundigen, begrijpen best dat dit niet altijd even gemakkelijk voor u is. Daarom bespreken en oefenen wij met u, vóór uw kind naar huis mag, het geven van sondevoeding en het inbrengen van de sonde. Verderop in deze folder staat een stappenplan dat u kunt uitvoeren. Dit moet zijn afgetekend voor uw kind naar huis mag. Zodra bekend is dat uw kind thuis sondevoeding nodig heeft, krijgt u dit boekje. Het is geschreven om u, als ouder of verzorger, te helpen. U vindt een beschrijving over:
- sondevoeding
- het inbrengen van een sonde
- het geven van sondevoeding
- het geven van medicijnen via de sonde
- een aantal problemen die kunnen voorkomen
Sondevoeding
Sondevoeding is een dunne vloeibare voeding die via een sonde in de maag komt. Het is een volwaardige voeding en voorziet in de energiebehoeften en voedingsstoffen. Sondevoeding wordt gebruikt ter vervanging van normale voeding óf als aanvulling op de normale voeding als uw kind niet voldoende kan eten of drinken. Bij baby’s en peuters kan ook de gewone zuigelingenvoeding als sondevoeding gegeven worden.
Waarom is sondevoeding nodig?
Soms is er meer energie, eiwitten of vocht nodig dan een kind kan drinken om het in een goede conditie te houden (of te krijgen). Er zijn verschillende redenen waardoor sondevoeding nodig kan zijn:
- prematuriteit
- maag- of darmproblemen
- hartafwijkingen
- eet- of slikproblemen
- nierafwijkingen
- achterstand in lichamelijke of geestelijke ontwikkeling
- een combinatie van de hiervoor genoemde problemen.
Door deze problemen kan het voor uw kind niet of moeilijk zijn om voldoende voeding tot zich te nemen. Artsen en verpleegkundigen bepalen in overleg met u welke en hoeveel sondevoeding nodig is.
Voordelen van sondevoeding
- Uw kind hoeft niet persé te eten, dus de maaltijden worden meer ontspannen.
- Uw kind houdt energie over om leuke dingen te doen en kan zich hierdoor ontwikkelen.
- Ook houdt uzelf meer tijd en energie over en deze kunt u besteden aan de leukere dingen met uw kind.
De plaats van de sonde
De sonde gaat door één van de twee neusgaten via de keelholte en de slokdarm naar de maag. Zie voor verduidelijking tekening 1.
- neus
- mond
- slokdarm
- maag
- darmen
Het inbrengen van de sonde
Het inbrengen van een sonde is en blijft een vervelende ervaring voor uw kind. Een logische werkwijze kan helpen dit zoveel mogelijk te beperken. Afhankelijk van de leeftijd van uw kind kan het nodig zijn om de sonde met twee mensen in te brengen. De één neemt het kind op schoot en kan het kind vasthouden en tegelijk troosten. De andere persoon brengt de sonde in. Het is mogelijk dat de wijkverpleegkundige u helpt als u thuis bent. Voordat uw kind naar huis gaat, wordt hierover met u gesproken. Hieronder volgt een schema op welke manier de sonde moet worden ingebracht.
Zorg dat uw kind een lege maag heeft: dit voorkomt braken!
Stap 1: leg alles klaar
- pleisters (van te voren op maat knippen)
- spuit
- sonde
Stap 2: was uw handen om zo schoon mogelijk te werken.
Stap 3: kijk hoever de sonde moet worden ingebracht: meet vanaf:
- de neus,
- langs het oor
- via de hals tot aan het onderste deel van de borstkas (zie tekening 2).
Plak eventueel op de sonde een stukje leukoplast op de afgemeten plaats.
- neus
- oor
- onderste rand borstkas
Stap 4: maak de sonde nat met water.
Stap 5: leg uw kind op de rug of neem het op schoot. Buig het hoofd van het kind iets naar voren en schuif voorzichtig de sonde in de neus. Rustig doorschuiven tot het stukje pleister dat de ingeschoven lengte aangeeft.
Stap 6: plak de sonde vast: de pleister moet naast de neus van uw kind zitten: de sonde dient vrij van de neus te hangen.
Stap 7: controleer of de sonde goed in de maag zit: probeer met een spuit wat maaginhoud op te zuigen of spuit zo nodig een paar ml. lucht in één keer in de sonde. Luister hierbij met uw oor op de maagstreek van uw kind of u een dof rommelend geluid hoort.
Het geven van sondevoeding
- Vertel uw kind wat u gaat doen, ook bij een peuter. Uw kind is dan waarschijnlijk minder angstig en weet wat er gaat gebeuren. dit maakt het geven van de voeding voor u en het verdragen van de voeding voor uw kind makkelijker.
- Leg alles klaar:
- sondevoeding ( op lichaamstemperatuur)
- spuitjes: één kleine (2 of 5 ml); één grote (20 of 60 ml)
Alles is bij de hand. Dit maakt het geven van de sondevoeding makkelijker
- Was uw handen om zo schoon mogelijk te werken.
- Neem uw kind zo mogelijk op schoot tijdens het geven van de voeding en geef hem of haar afleiding. Afhankelijk van de leeftijd heeft uw kind er behoefte aan om op schoot te zitten of dat u naast uw kind zit en met elkaar spreekt, net zoals bij de normale voeding.
- Controle van de sonde: probeer met een spuit wat maaginhoud op te zuigen of spuit 2 ml lucht in één keer in de sonde en luister met het oor op de maagstreek naar een dof/rommelend geluid, zodat zeker is dat de sonde zich in de maag bevindt voordat de voeding gespoten-wordt. Anders kan uw kind niet lekker worden. Lukt de controle niet, verwijder dan de sonde en breng deze opnieuw in ( de sonde kan in de mond/keelholte of in de longen liggen).
- Controleer de temperatuur van de voeding door een druppel voeding op de binnenkant van de pols te voelen (de temperatuur moet lauw/warm zijn). als de temperatuur niet goed is, geeft dit een onprettig gevoel. uw kind kan braken of wordt misselijk. Bij te warme voeding kan irritatie ontstaan of zelfs verbranding van de maag.
- Het inlopen van de voeding: iets minder snel dan dat uw kind zelf eet en/of drinkt. Als de voeding te snel wordt gegeven, kan het kind gaan spugen en/of diarree krijgen.
- Geef de hoeveelheid voeding zoals is afgesproken en let tijdens het geven op de reacties van uw kind, zoals: misselijkheid, hoesten, niet lekker voelen.
- Een te grote hoeveelheid in één keer, verhoogt de kans op spugen, misselijkheid, hoesten, maag-/darmkrampen en algeheel niet lekker worden. Stop met het geven van de voeding als één van deze punten optreedt. De maag van uw kind moet eerst tot rust komen.
- Na afloop 2 ml water naspuiten. Dit voorkomt verstopping van de sonde, oude voeding droogt namelijk in.
Algemene instructie
- Controleer voor iedere voeding of de sonde nog goed in de maag van uw kind zit!
- Spuit na elke voeding met minimaal 2ml. water door de sonde om te voorkomen dat deze verstopt raakt.
- Let op de reactie van uw kind ten aanzien van onrust, hoesten, spugen of dat de sonde uit de mond komt.
- Als de sonde verwijderd moet worden, knijp deze dan dicht vóór u de sonde verwijderd. Houdt de sonde dichtgeknepen terwijl u de sonde via het neusgat verwijdert.
- Gebruik bij het inbrengen van de sonde, afwisselend het rechter- en linkerneusgat van uw kind.
- Het bereiden en bewaren van sondevoeding: zie verpakking.
Het geven van medicijnen via de sonde
De medicijnen die uw kind moet innemen kunnen in de meeste gevallen ook via de sonde worden gegeven. Vraag altijd aan uw arts of verpleegkundige of de medicijnen samen met de voeding kunnen worden gegeven. Hieronder volgt een lijstje met de werkwijze voor het toedienen van medicijnen via de sonde.
Benodigdheden
- Een spuitje van 2 of 5 ml.
- De voorgeschreven medicijnen.
Werkwijze
- Vertel uw kind wat u gaat doen.
- De voorgeschreven medicijnen mengen met 2 ml tot 5 ml water in een spuitje.
- Was uw handen.
- Controleer de sonde.
- Spuit de medicijnen door de sonde.
- Spuit de sonde na met 2 ml water, direct nadat de medicijnen zijn gegeven.
- Kijk tijdens en na de handeling hoe uw kind de medicijnen verdraagt (bijvoorbeeld ontstaan van misselijkheid of pijn).
Let op: er zijn medicijnen die de sonde kunnen verstoppen, zoals Paraffinedrank, Metamucil en Vitamine E. Deze moeten extra worden verdund met water! U hoort van de verpleegkundige wat u moet doen.
Problemen die thuis kunnen voorkomen
Er zijn een aantal problemen, die thuis kunnen optreden en die u soms zelf kunt voorkomen of verhelpen. Aarzel niet om hulp te vragen bij uw arts of verpleegkundige als het probleem bij uw kind anders is of u weet niet zeker of de beschreven oplossing de juiste is.
De volgende problemen kunnen zich voordoen:
- Verslikken. Dit kenmerkt zich door: hoesten, problemen met de ademhaling, kortademig, snelle ademhaling en/of een hoorbare ademhaling. Als deze symptomen aanhouden, raadpleeg dan uw arts!
- Voeding wil niet door de sonde.
- Diarree en/of braken (buikkrampen, misselijkheid, opgezet gevoel).
- Obstipatie: langer dan drie dagen geen ontlasting.
- Irritatie van de neus en/of een kapot neusgat.
Mogelijke oorzaken en het voorkomen of verhelpen van de hiervoor genoemde problemen:
Mogelijke oorzaak | Voorkomen of verhelpen door |
Verslikken | |
De sonde bevindt zich niet op
de juiste plaats. |
Controleer de plaats van de sonde. Verwijder de sonde zo nodig en breng een nieuwe in. |
De voedingen volgen elkaar te
snel op. |
Wacht minimaal een uur met het geven van nieuwe voeding. |
Voeding niet door de sonde | |
Knik in de sonde. | Haal de knik uit de sonde. Lukt dit niet, verwijder dan de sonde en breng een nieuwe in. |
De voeding is te dik. | Gebruik een kleinere spuit (bijvoorbeeld 20 ml) of overleg om een dikkere sonde in te brengen. |
Medicijnen of oude voeding zit
nog in de sonde. |
Geef zo mogelijk geen medicijnen via de sonde. Probeer nogmaals met kracht 2 ml water door te spuiten. Lukt dit niet, verwijder de sonde en breng een nieuwe in. te spuiten. Lukt dit niet,
verwijder de sonde en breng een nieuwe in. |
Diarree en/of braken | |
De voeding is te snel
ingebracht. |
Geef de voeding langzamer dan een normaal eet- en drinktempo. |
Te geconcentreerde voeding. | Controleer opnieuw de bereidingswijze. |
Te koude of te warme voeding. | Geef voeding op lichaams- of kamertemperatuur ( eventueel opwarmen in de tussenwarmer of magnetron), (eventueel opwarmen in de
flessenwarmer of magnetron). |
Bedorven voeding door
verkeerd bewaren en/of onhygiënische bereidingswijze. |
Gebruik schoon materiaal. Was de handen voor het bereiden. Bewaar voeding niet langer dan 24 uur in de koelkast. |
Niet verdragen van voeding. | Neem bij blijvende diarree contact op met uw arts of diëtist. |
De sonde is in de 12-vingerige
darm terecht gekomen. |
Meet met een andere sonde de lengte van de ingebrachte sonde. Trek de sonde zo nodig iets terug. |
Obstipatie | |
Te weinig beweging | Stimuleer het kind tot beweging. |
Te weinig vezel in de
sondevoeding. |
Overleg met de diëtist of u, naast de sondevoeding, vezelrijke voeding mag geven. |
De samenstelling van de
voeding. |
Controleer opnieuw de bereidingswijze. Overleg zo nodig met de diëtist. Overleg met uw arts. |
Bepaalde medicijnen. | |
Irritatie | |
De sonde hangt tegen de rand
van het neusgat. |
Plak de sonde opnieuw vast zodat deze niet meer tegen de rand van het neusgat aankomt. |
De pleisters irriteren de neus. | Verschoon om de dag de pleisters en plak deze op een andere plaats naast de neus. Overleg of eventueel andere pleisters gebruikt kunnen worden. |
Nummer | Plan van aanpak | Datum + paraaf |
1 | Introductiegesprek ouders over het uitvoeren van de behandeling, overhandigen van de folder | |
2 | Verpleegkundige voert handeling uit, ouders kijken mee (min. 1x) | |
3 | Ouders pakken de benodigde materialen die nodig zijn voor het geven van sondevoeding
Aandachtspunten
|
|
4 | Ouders controleren onder begeleiding de positie van de sonde en geven sondevoeding onder begeleiding
Aandachtspunten
|
|
5 | Ouders controleren zelfstandig de positie van de sonde en geven zelfstand sondevoeding
Aandachtspunten
|
|
6 | Ouders voeren nogmaals zelfs de behandeling uit, de aandachtspunten worden besproken | |
7 | De verpleegkundige materialen zijn thuis aanwezig |
Contact
Heeft u na het lezen van deze folder nog vragen, dan kunt u bellen naar de Kinderafdeling via 088 125 43 25.. Buiten werktijden kunt u bellen naar de Afspraakcentrale van Adrz via 088 125 00 00. Zij verbinden u door met de betreffende afdeling.
Wilt u een afspraak maken, annuleren of verzetten? Neem dan contact op met de Afspraakcentrale via 088 125 00 00 of via het contactformulier.