Borstreconstructies

Borstreconstructies zijn operaties waarbij de borst hersteld wordt na verwijdering van een tumor. Deze operaties worden veelal tegelijkertijd met de chirurgische operatie uitgevoerd, zodat de patiënt maar één keer een operatie hoeft te ondergaan. De borstreconstructies worden uitgevoerd onder auspiciën van het borstcentrum Zeeland. De plastisch chirurgen Bakal, Meij en Van den Dwey zijn gespecialiseerd in borstoperaties. Physician Assistant, Maxime Lefeber kan assisteren bij de operaties.

Methodes borstreconstructie

In het kader van Breast Reconstruction Awareness (BRA) Day hield plastisch chirurg F. Bakal op 20-11-2021 een webinar over de verschillende methodes van borstreconstructie. Het webinar was bedoeld voor vrouwen die een reconstructie overwegen of gehad hebben, en daarnaast voor huisartsen,verpleegkundigen en operatieassistenten. Het webinar is terug te kijken via het YouTube kanaal van Adrz.

In de media

In de uitzending van RADAR op maandag 12 december werden aan de Nederlandse Vereniging voor Plastische Chirurgie (NVPC) een aantal vragen gesteld over de veiligheid van (siliconen) borstimplantaten. Vanuit de vakgroep Plastische Chirurgie willen wij graag benadrukken dat wij enkel met bewezen veilige producten werken en alle richtlijnen van onze beroepsvereniging NVPC volgen. Wilt u meer informatie of bent u benieuwd naar het vraag-en-antwoord? U leest het op onze site: Nederlandse Vereniging voor Plastische Chirurgie

Hand- en polschirurgie

Voor de hand- en polschirurgie wordt samengewerkt met het Zeeuws Hand- en Pols Centrum, dat gespecialiseerd is in diagnostiek en behandeling van de hand- en polsklachten. Een consult kan zowel bij Adrz als bij het ZHPC plaatsvinden. Door de multidisciplinaire samenwerking tussen handtherapeuten revalidatieartsen, handchirurgen, reumatologen, psychologen, ergotherapeuten en fysiotherapeuten, is de patiënt gegarandeerd van de beste zorg en een sneller herstel.

Dhr. Askarizadeh voert als enige plastisch chirurg in Zeeland polsarthroscopieën uit. Hierbij wordt door middel van een kijkoperatie in het polsgewricht een diagnose gesteld en een behandelplan gemaakt. Sommige problemen kunnen al tijdens de kijkoperatie worden opgelost. Door de kleine huidincisies bij een polsarthroscopie is er minder schade aan omliggend weefsel dan bij een open operatie, hierdoor zijn de klachten minimaal en herstelt het gewricht sneller.

Perifere zenuwchirurgie

Tintelingen, een doof gevoel of pijn in de handen en voeten kan worden veroorzaakt door een verminderd functioneren of beschadiging van een zenuw buiten de hersenen of het ruggenmerg. Een veel voorkomende aandoening is het carpaal tunnel syndroom (CTS) waarbij sprake is van een beklemming van de middelste handzenuw ter hoogte van de pols. Dit veroorzaakt pijn, tintelingen of een doof gevoel in de vingers en de handpalm. Voordat tot operatie wordt overgegaan zal in aanvulling op het lichamelijk onderzoek in de meeste gevallen een electromyogram (EMG) worden gemaakt door de neurochirurg. Hierdoor neemt de zekerheid van de diagnose toe. Als fysiotherapie geen afdoende oplossing is, kan de plastisch chirurg besluiten tot een operatie.

Intakeverpleegkundige

De meeste patiënten die een geplande ingreep of behandeling moeten ondergaan komen bij de intakeverpleegkundige. Zij neemt een verpleegkundig anamnesegesprek af. Dit is een vraaggesprek om informatie van u te krijgen die relevant is voor de ingreep en zorg die u krijgt. Daarnaast geeft zij uitleg over wat er voor en na de ingreep gebeurd. Hiermee bent u goed geïnformeerd over de ingreep en weet u wat u te wachten staat.

De intakeverpleegkundige vraagt u ook om naam en telefoonnummer van uw contactpersoon. U kunt maximaal twee contactpersonen opgeven.

Operatieplanning

Zodra er groen licht is voor uw operatie én zicht is op een operatiedatum, neemt de opnameplanner contact met u op. Bent u in een bepaalde periode niet beschikbaar voor uw behandeling? We horen het graag van u. Dan houden we hier rekening mee met de planning.

Doktersassistente

De doktersassistente neemt met u de vragenlijst door en neemt de controles bij u af.

Indien nodig wordt ook een ECG (hartfilmpje) bij u gemaakt.

Apotheek Service Punt

De medewerker van het Apotheek Service Punt (ASP) neemt uw medicijngebruik met u door en legt dit vast. Het is belangrijk dat u in het gesprek alle geneesmiddelen meldt die u gebruikt. Neem daarom een actueel medicatieoverzicht mee naar dit gesprek, ook van de middelen die u bij uw drogist of apotheek koopt zonder recept. De apothekersassistent vraagt bij uw apotheek ook een overzicht op van uw medicijnen. Tijdens uw ziekenhuisopname is de ziekenhuisapotheker verantwoordelijk voor de middelen die u gebruikt en om te zorgen dat uw behandelend arts precies weet wat u gebruikt. Uw behandelend arts beslist met welke geneesmiddelen u moet doorgaan, of dat het beter is dat een geneesmiddel wordt aangepast, vervangen of gestopt voor uw opname.

Mocht u niet akkoord gaan met het opvragen van het geneesmiddelen overzicht bij uw ‘eigen’ apotheek, dan kunt u dit kenbaar maken bij uw eigen apotheek.

Anesthesiespreekuur

Voor de operatie maakt u kennis met de anesthesioloog (of anesthesieverpleegkundige). Dit is de arts die zich heeft gespecialiseerd op de verschillende vormen van anesthesie (gevoelloosheid/verdoving), pijnbestrijding en intensieve zorg rondom de operatie.

De anesthesioloog is op de hoogte van uw aandoening. Hij of zij stelt u vragen over uw gezondheid, welke medicijnen u gebruikt en of u allergisch bent voor bepaalde medicijnen. Zo krijgt de anesthesioloog een indruk van uw gezondheid en welke vorm van verdoving het meest geschikt is voor u. Voordat u bij de anesthesioloog verschijnt, vult u de ‘Vragenlijst Preoperatief Onderzoek’ in. Deze vragenlijst ontvangt u op de polikliniek.

Cardiovasculaire nazorgpoli

De polikliniek is open van maandag t/m donderdag van 09.00 uur t/m 17.00. Op de cardiovasculaire nazorgpoli werken twee gespecialiseerd verpleegkundigen. In deze folder vindt u meer informatie over deze speciale poli.

Hartfalenpolikliniek

De Hartfalenpolikliniek begeleidt en behandelt patiënten met hartfalen intensief. Hierdoor hoeven zij minder vaak opgenomen te worden in het ziekenhuis. Patiënten met hartfalen worden naar de Hartfalenpoli verwezen door de cardioloog of verpleegkundig specialist Cardiologie, wanneer zij op een afspraak zijn geweest of in het ziekenhuis hebben gelegen.

De Hartfalenpoli wil het volgende:

  • Samen met u de kwaliteit van uw leven stabiliseren en verbeteren.
  • Een ziekenhuisopname voorkomen – daarom verbeteren we de medische en verpleegkundige behandeling samen met de cardioloog en de verpleegkundig specialist.
  • Uw zelfzorg en zelfmanagement ondersteunen – kunt u goed kunt omgaan met de symptomen, behandeling en leefregels die bij hartfalen zo belangrijk zijn.

Kijk voor meer informatie over de Hartfalenpoli en hartfalen in onze folder.

Zindelijkheidspolikliniek

De Zindelijkheidspolikliniek is er voor kinderen met problemen met poepen en plassen. Problemen kunnen zijn: verstopping, poepongelukjes, plasongelukjes, bedplassen of vaak overdag moeten plassen. Deze problemen kunnen veel invloed hebben op het welzijn van het kind en gezin. Daarom heeft Adrz extra aandacht voor deze kinderen.

Onderzoek door kinderarts

Kinderen met zindelijkheidsproblemen komen, na een doorverwijzing van de huisarts, eerst terecht bij de Kinder- en Jeugdpolikliniek van Adrz. Een kinderarts onderzoekt of er lichamelijke problemen zijn, geeft de eerste adviezen en schrijft eventueel medicijnen voor. Als het probleem moeilijk of hardnekkig is, kan de arts het kind doorverwijzen naar de Zindelijkheidspolikliniek.

Team Zindelijkheidspolikliniek

In het gespecialiseerde team van de Zindelijkheidspolikliniek werken zorgverleners met verschillende achtergronden samen (afhankelijk van de hulpvraag):

  • De kinderarts naar wie uw kind is verwezen
  • Kinderurotherapeut Petra den Hollander
  • Kinder- en jeugdpsycholoog Truus de Gaaij-Mengelers
  • Kinder- en jeugdpsycholoog Kristie Nijssen-de Schipper
  • Psychologisch medewerker Marijke Roelse
  • Kinderbekkenbodemfysiotherapeuten uit:
    • Middelburg (Marian Bloks, Emma Hermans, Digna Pageé)
    • Goes (Gilde Stuifzand)
    • Kortgene (Marian Bloks)
    • Zierikzee (Myrthe van Bendegem)

Gezamenlijk overleg

Om de drie maanden houdt het team van de Zindelijkheidspolikliniek een gezamenlijk (multidisciplinair) overleg. Hierbij kijken ze goed naar de hulpvraag en naar de leeftijd en het ontwikkelingsniveau van het kind. Op basis daarvan wordt gekeken welke informatie, training en eventueel medicatie nodig is om het probleem aan te pakken.

Poep- en plasklas

De psychologisch medewerker organiseert regelmatig een poepklas, om van problemen met poepen af te komen. De kinderurotherapeut organiseert soms een plasklas. In een dagdeel wordt dan onderzoek gedaan, krijgen kinderen en ouders/verzorgers uitleg en wordt training gegeven.

Contact

Bij vragen kunt u contact opnemen met de Kinder- en Jeugdplikliniek van Adrz. De polikliniek is bereikbaar van maandag tot en met vrijdag van 9.00 tot 17.00 uur via telefoonnummer 088 125 42 14. Een e-mail sturen kan naar kindergeneeskunde@adrz.nl.

Meer informatie

Kijk voor meer informatie:

Download indien gewenst de poepkalender

Kinder- en Jeugdpsychologie

De medisch kinder- en jeugdpsycholoog is gespecialiseerd in kinderen met lichamelijke klachten, zindelijkheidsproblemen, psychosociale problemen en klachten waarvoor geen duidelijke medische verklaring is gevonden. Ook ziet de kinder- en jeugdpsycholoog kinderen die een chronische ziekte hebben.

Inschakelen medisch kinder- en jeugdpsycholoog

De medisch kinder- en jeugdpsycholoog wordt ingeschakeld als de arts van uw kind vermoedt dat er naast medische problemen sprake is van psychologische of pedagogische problemen. Bijvoorbeeld:

  • Als er een vermoeden is van ontwikkelingsproblemen.
  • Als er vragen zijn over het ontwikkelingsniveau.
  • Als het kind gedragsproblemen heeft.
  • Als er een vermoeden is dat gezins- of omgevingsfactoren van invloed zijn op de problemen.
  • Als er vragen zijn over omgaan met een chronische ziekte en het gedrag van het kind.
  • Als een kind angst heeft voor bijvoorbeeld prikken, medische ingrepen of hier een traumatische ervaring mee heeft gehad.
  • Als een kind zindelijkheids-, slaap- of huilproblemen heeft.

Uw kind en u worden uitgenodigd voor een gesprek met de medisch kinder- en jeugdpsycholoog. Tijdens dit gesprek komen verschillende onderwerpen aan bod. Zoals de reden van de verwijzing en vragen over de ontwikkeling en leefsituatie van uw kind. Ook worden mogelijke vervolgstappen besproken. Denk aan een (neuro)psychologisch onderzoek en behandeling en begeleiding. Soms wordt uw kind doorverwezen naar een organisatie die uw kind beter kan helpen.

Uitgebreid psychologisch onderzoek

De medisch kinder- en jeugdpsycholoog probeert een zo volledig mogelijk beeld van de mogelijkheden en de problemen van uw kind te krijgen. Dit gebeurt via een uitgebreid psychologisch onderzoek. Hierbij wordt onderzocht wat de intelligentie, interesses, karaktereigenschappen, sterke en minder sterke kanten en geheugen- en concentratiespanne van uw kind zijn. Voor het psychologisch onderzoek wordt een aparte afspraak gemaakt.

Behandeling

Afhankelijk van de leeftijd en de problematiek kunt u als ouders het advies krijgen om hun kind verder door de medisch kinder- en jeugdpsycholoog te laten behandelen. Via gesprekken, gedragstherapie of traumatherapie krijgen u en uw kind vaardigheden aangeleerd om met de problemen om te gaan. Ook is er de mogelijkheid om de groepsles OP KOERS te volgen. Tijdens deze lessen leren kinderen met een chronische ziekte omgaan met de problemen die zo’n ziekte met zich mee kan brengen.

Medewerkers Kinder- en Jeugdpsychologie

  • GZ psycholoog Truus de Gaaij-Mengelers
  • GZ- psycholoog Kristie Nijssen-de Schipper
  • Psychologisch medewerker Marijke Roelse
  • Psychologisch medewerker José Smits-Govaert
  • Stagiair masteropleiding medische kinder- en jeugdpsychologie

Meer informatie

Algemene informatie kinderdagbehandeling

WGBO

In de Wet op de Geneeskundige Behandeling Overeenkomst (WGBO) staan specifieke regels voor het geven van informatie aan en het verkrijgen van toestemming van minderjarigen en/of hun vertegenwoordigers(s). Dit is afhankelijk van de leeftijd van het kind.

Over de WGBO hebben we ook een folder met uitleg over de wet voor kinderen.

Kinderen tot 12 jaar

Voor een onderzoek of behandeling van een kind jonger dan twaalf jaar is toestemming van de ouder(s)/voogd vereist. Het kind zelf hoeft geen toestemming te geven, maar heeft recht op informatie die in begrijpelijke woorden wordt gegeven afhankelijk van het ontwikkelingsniveau.

Kinderen van 12 tot en met 15 jaar

Voor een medische behandeling van kinderen tussen de twaalf en vijftien jaar moeten zowel de ouders als het kind toestemming geven.

Jongeren van 16 jaar en ouder

Vanaf zestien jaar mogen jongeren zelf een behandelingsovereenkomst aangaan met de hulpverlener. Dat wil zeggen dat informatie over onderzoeken en behandeling in eerste instantie met de jongeren zelf wordt besproken. Zij moeten zelf toestemming geven voor onderzoeken en behandelingen.

Voor uitzonderingen op deze regels en uitgebreide informatie kunt u kijken op de website WGBO.nl of Kindenziekenhuis.nl

Weer thuis

Na verblijf in het ziekenhuis moeten kinderen vaak weer wennen aan de thuissituatie. Sommige kinderen willen geen moment alleen zijn, zijn prikkelbaar, rusteloos of juist erg in zichzelf gekeerd. Opnieuw duimzuigen, bedplassen of angstig dromen zijn dingen die voor kunnen komen. Praten over het ziekenhuis kan uw kind helpen de ervaringen te verwerken. Met aandacht, warmte en geduld verdwijnt dit gedrag vaak binnen enkele weken. Gebeuren er dingen waarmee u geen raad weet, dan kunt u altijd advies vragen aan de huisarts.

Dag van de operatie op de Kinderdagbehandeling

Nuchter

Voor de operatie moet uw kind nuchter zijn. Als u kind niet nuchter is wordt de operatie uitgesteld of geannuleerd.

  • Wanneer de operatie voor 12.00 uur plaatsvindt mag het kind vanaf middernacht niets meer eten.
  • Wanneer de operatie na 12.00 uur plaatsvindt mag het kind tot 7.00 uur in de ochtend nog een licht ontbijt nuttigen (beschuit zonder boter of beleg).
  • Drinken mag wel, onder de volgende voorwaarden:
Minimaal aantal uren voor operatie/behandeling
Glaasje (150 ml) heldere dranken: water, appelsap, heldere thee (geen koolzuurhoudende dranken) 1 uur
Borstvoeding 4 uur
Melk 6 uur

Kleding en begeleiding

  • Uw kind kan tot de leeftijd van 10 jaar een eigen pyjama aan op de operatiekamer, kinderen ouder dan 10 jaar krijgen een operatiehemd van het ziekenhuis.
  • Uw kind mag een knuffel, speeltje en/of speen meenemen naar de operatiekamer.
  • Sieraden en nagellak zijn verboden op de operatiekamer, zowel voor uw kind als voor uzelf.
  • Laat waardevolle spullen thuis.

​Ouder/begeleider en Inleiding

U mag bij uw kind blijven totdat hij/zij onder narcose is, dit geldt voor zowel een geplande als een spoedoperatie. Bij de inleiding mag één ouder/verzorger aanwezig zijn. Als u meegaat naar de operatiekamer krijgt u beschermende kleding aan die de eigen kleding volledig bedekt. Als uw kind ontwaakt, mag u weer bij hem/haar zijn.

Na de operatie, naar huis

Kinderen die een goede pijnbestrijding krijgen na een operatie herstellen sneller. Daarom is het belangrijk dat u of uw kind regelmatig aan de verpleegkundige laat weten of de pijnmedicatie goed helpt. Pijnmedicatie wordt op vaste tijden gegeven. Hierdoor ontstaat een continu pijnstillend effect. Zo nodig kan de pijnstilling aangepast worden. Het is afhankelijk van de aard van de ingreep wanneer uw kind weer naar huis mag. Bij dagbehandeling mag uw kind meestal weer naar huis als hij/zij goed wakker is, iets gedronken heeft, niet misselijk is en geplast heeft. Zorg dat u de pijnstillers of een recept mee naar huis krijgt, zoals de anesthesioloog heeft afgesproken.

Pijn

Iedere dagopname of operatie, groot of klein, kan gepaard gaan met pijn. Hiervoor is pijnmedicatie beschikbaar. De verpleegkundigen streven ernaar dat uw kind zo weinig mogelijk pijn heeft. De observatie gebeurt door het vragen van een pijnscore, tenminste 3 keer per dag, met een methode welke is aangepast aan de leeftijd. Op de kinderafdeling of dagbehandeling zijn ook allerlei technieken beschikbaar om uw kind af te leiden als het pijn heeft. De verpleegkundige of pedagogisch medewerker kan u hierover meer informatie geven.

Als uw kind geopereerd is aan zijn/haar neus en/of keelamandelen dan is het noodzakelijk om tot 48 uur na de ingreep op vaste tijden pijnstilling toe te dienen dus ook thuis. U krijgt hierover verdere informatie van de verpleegkundige op de dag van de operatie.

Voorbereiding KNO

Zie folder Neus- en keelamandelen verwijderen bij kinderen.

Op de Kinderdagbehandeling

Op de dag van de operatie wordt u ’s morgens verwacht in het ziekenhuis. Uw kind krijgt op de afdeling zijn/haar (oude) pyjama aan en krijgt een voorbereidend drankje om te drinken en een zetpil toegediend. Vanaf 07.45 uur gaan de kinderen met een kinderverpleegkundige van de afdeling één voor één naar de operatieafdeling. Op de afdeling werken uitsluitend gespecialiseerde kinderverpleegkundigen of kinderverpleegkundige in opleiding onder supervisie. U als ouders/verzorgers bent van harte welkom om bij uw kind te blijven gedurende de gehele periode dat uw kind in het ziekenhuis verblijft.

Speelkamer

Op de kinderdagbehandeling op de ziekenhuis locatie in Goes is een speelkamer waar uw kind onder begeleiding gebruik van kan maken. Laat in dat geval de speelkamer opgeruimd weer achter. Gezien de beperkte ruimte is de speelkamer alleen toegankelijk voor de patiëntjes en hun ouders/verzorgers.

Reacties van het kind

Het is mogelijk dat uw kind zich in het ziekenhuis anders gaat gedragen dan normaal, zoals agressief en koppig zijn of zich van u afkeren. Ook is het mogelijk dat uw kind zich extra aanhankelijk gaat gedragen. Dit zijn reacties op een ongewone situatie. Met wat extra aandacht gaat dit voorbij. Kinderen die doen alsof alles hen onverschillig laat, blijken bij thuiskomst vaak meer van slag dan kinderen die in het ziekenhuis heftig reageren.

U kunt zich zorgen maken over de reactie van uw kind op zijn ziekte, zijn behandeling of het verblijf in het ziekenhuis. Aarzel niet deze problemen te bespreken met de arts, de verpleegkundige of de pedagogisch medewerker. Kind en Ziekenhuis is bereid u telefonisch te woord te staan als u problemen heeft met het verwerken van de opname van uw kind. Het kan ook zijn dat u behoefte heeft om te praten na een operatie. Als u als ouder(s) zelf door de opname in de problemen raakt, kunt u via de betrokken specialist een beroep doen op een orthopedagoog of geestelijk verzorger van het ziekenhuis.

Operatie uitstellen

De operatie wordt uitgesteld in de volgende situaties:

  • direct na een vaccinatie:
    • minder dan twee dagen na een D(K)TP, HIB, MenC, pneumokok en Hepatitis
    • minder dan 12 dagen na de BMR
  • drie weken na een kinderziekte of contact met een kinderziekte.
  • als uw kind kort voor de opname ziek is (verkouden, koorts, diarree, ect.), neem dan contact op met 088 125 43 25

Voorbereiding op de opname op de Dagbehandeling

Bekijk hier de informatie over de voorbereiding op een opname op de Kinderafdeling.

Suggesties ter voorbereiding

Wilt u advies over het voorbereiden van uw kind, dan kunt u contact opnemen met de medisch pedagogisch zorgverlener van de Kinderafdeling (088 125 43 25).

Voorbereiding op de opname op de Kinderafdeling

De operatie wordt uitgesteld in de volgende situaties:

  • direct na een vaccinatie:
    • Minder dan twee dagen na een D(K)TP, HIB, MenC, pneumokok en Hepatitis
    • Minder dan 12 dagen na de BMR
  • drie weken na een kinderziekte of contact met een kinderziekte
  • als uw kind kort voor de opname ziek is (verkouden, koorts, diarree, ect.), neem dan contact op met 088 125 43 25

Vertrek uit het ziekenhuis

Ontslag

We proberen de duur van de opname zo kort mogelijk te houden, als uw kind voldoende is opgeknapt mag hij of zij naar huis. Als u in de eerste 7 dagen dat u thuis bent, nog vragen heeft over de aandoening waarvoor uw kind in het ziekenhuis heeft gelegen, mag u bellen naar 088 125 43 25.

Weer thuis

Na verblijf in het ziekenhuis moeten kinderen vaak weer wennen aan de thuissituatie. Sommige kinderen willen geen moment alleen zijn, zijn prikkelbaar, rusteloos of juist erg in zichzelf gekeerd. Opnieuw duimzuigen, bedplassen of angstig dromen zijn dingen die voor kunnen komen. Praten over het ziekenhuis kan uw kind helpen de ervaringen te verwerken. Met aandacht, warmte en geduld verdwijnt dit gedrag vaak binnen enkele weken. Gebeuren er dingen waarmee u geen raad weet, dan kunt u altijd advies vragen aan de huisarts.

Onderzoek, behandeling en operatie

Toestemming voor een onderzoek of behandeling

Een medisch onderzoek of behandeling mag alleen worden uitgevoerd als daarvoor toestemming is gegeven. Hieraan vooraf gaat de plicht die de zorgverlener heeft om begrijpelijke informatie over het onderzoek of de behandeling te verstrekken. Voor kinderen gelden specifieke regels:

  • Tot 12 jaar: toestemming van de ouder(s) of voogd is vereist. Het kind hoeft zelf geen toestemming te geven, maar heeft recht op informatie die in begrijpelijke woorden wordt gegeven afhankelijk van het ontwikkelingsniveau.
  • Van 12 tot 15 jaar: zowel de ouders als het kind dienen toestemming te geven.
  • 16 jaar en ouder: de jongere dient zelf toestemming te geven.

Meer informatie over het recht op informatie en de vereiste toestemming vindt u op wgbo.nl.

Reacties van het kind

Het is mogelijk dat uw kind zich in het ziekenhuis anders gaat gedragen dan normaal, zoals agressief en koppig zijn of zich van u afkeren. Ook is het mogelijk dat uw kind zich extra aanhankelijk gaat gedragen. Dit zijn reacties op een ongewone situatie. Met wat extra aandacht gaat dit voorbij. U kunt zich zorgen maken over de reactie van uw kind op zijn ziekte, zijn behandeling of het verblijf in het ziekenhuis. Aarzel niet deze problemen te bespreken met de arts, de verpleegkundige of de medisch pedagogisch zorgverlener.

Meer informatie

Voor uitgebreide informatie over neurologische aandoeningen kijkt u op de website van onze neurologen. Hier vindt u onder andere informatie over TIA-service, acute hersenhulp, het Centrum voor slaap- en waakstoornissen, onze hoofdpijnpoli, kinderneurologie en nog veel meer.

Bijwerkingen

Chemotherapie kan bijwerkingen geven zoals vermoeidheid, misselijkheid, gebrek aan eetlust en haaruitval. Niet iedereen heeft hier evenveel last van. De bijwerkingen zijn afhankelijk van uw conditie en verschillen per persoon en per medicijn. Ook kan chemotherapie de aanmaak van rode en witte bloedcellen en bloedplaatjes remmen. Daardoor is de kans groter op bloedarmoede, infecties en stollingsstoornissen. Soms wordt de kuur om die reden uitgesteld. Uw arts of verpleegkundige adviseert u over de bijwerkingen.

Behandeling bij kleincellig longkanker

Chemotherapie en bestraling bij kleincellig longkanker

Kleincellige longkanker geeft snel uitzaaiingen door het hele lichaam. De behandeling is daarom op het hele lichaam gericht. Ook als het gezwel nog klein is. Een operatie van kleincellig longkanker is niet gebruikelijk.

  • U start met chemotherapie. U bent opgenomen in het ziekenhuis en krijgt daar drie dagen achter elkaar het infuus met chemotherapie. Drie weken later krijgt u de volgende kuur.

Samen met de tweede kuur krijgt u een bestraling van het gezwel. U gaat twee maal per dag naar het ZRTI. Na afloop van de chemokuur gaat u zelf elke dag naar het ZRTI voor de bestraling.

Na de chemotherapie en bestraling van de tumor wordt uit voorzorg het hoofd bestraald. Kleincellig longkanker zaait vaak uit naar de hersenen. Onderzoek heeft aangetoond dat schedelbestraling de kans op hersenuitzaaiingen verminderd en de gemiddelde overlevingskans verhoogd.

Chemotherapie bij uitgezaaide kleincellig longkanker

Bij uitgezaaide kleincellig longkanker krijgt u chemokuren. Elke drie weken een kuur van drie of vier dagen. Na afloop van de chemotherapie kijkt de arts naar het resultaat. Daarna wordt bekeken of de longen of hersenen een bestraling kunnen krijgen.

Behandeling bij niet-kleincellig longkanker

  • Chemotherapie kan gegeven worden als genezende behandeling in combinatie met bestraling.
  • Soms wordt chemotherapie na een longoperatie gegeven. De chemotherapie kan alle uitzaaiingen bestrijden ook als ze niet zichtbaar zijn. Dat maakt de kans op langdurige overleving groter.
  • Als genezing niet meer mogelijk is, kan chemotherapie toegediend worden om de klachten te verlichten en de ziekte te remmen.

Chemotherapie samen met bestraling bij niet-kleincellig longkanker

Is het gezwel klein? Kan het niet geopereerd worden? Dan krijgt u een behandeling met bestraling en chemotherapie samen. De chemotherapie duurt een aantal dagen, de bestraling gaat langer door. Er zijn twee mogelijkheden:

  • U bent in behandeling bij het ziekenhuis. U krijgt daar 3 dagen op de afdeling dagverpleging het infuus met chemotherapie. Daarna krijgt u bij het ZRTI de bestraling. Na afloop gaat u elke dag naar huis.
  • U bent opgenomen in het ziekenhuis. U krijgt daar elke dag het infuus met chemotherapie. Later op de dag gaat u naar het ZRTI voor de bestraling. Daarna overnacht u 1 nacht in het ziekenhuis.

Na de chemokuur gaat u elke dag vanuit huis naar het ZRTI voor de bestraling. Drie weken later krijgt u de volgende kuur.

‘Biologicals’

Sinds een aantal jaren zijn steeds meer zogenaamde ‘biologicals’ beschikbaar. Deze medicijnen (meestal als een dagelijks in te nemen tablet) zijn het resultaat van nader onderzoek naar het groeimechanisme van (long)tumoren. Deze ‘biologicals’ zorgen ervoor dat groeiprikkels voor tumorcellen worden geblokkeerd. Niet elke tumor is hier echter gevoelig voor. Of een tumor hier al dan niet gevoelig voor is, kan in het laboratorium worden nagegaan. Voorwaarde is dat er voldoende celmateriaal voorhanden is (celmateriaal dat afkomstig is van de tumor, via een punktie en/of biopt – weefselstukje). Het kan dus voorkomen dat uw behandelend arts u voorstelt een tweede (groter) weefselstukje te laten wegnemen, om dit in het lab te laten testen.

De waaier aan beschikbare ‘biologicals’ breidt snel uit en het valt te verwachten dat deze medicijnen in de nabije toekomst een steeds grotere rol gaan spelen in de behandeling van (long)tumoren. Arz laat momenteel alle patiënten met een niet-plaveiselcel / niet-kleincellig longtumor testen.

Patiënten van wie de tumor gevoelig blijkt te zijn voor een biological kunnen zowel dit medicijn als chemotherapie krijgen indien nodig. Patiënten van wie de tumor niet gevoelig is voor een biological zullen, indien nodig, enkel chemotherapie krijgen.

Na de operatie

Ontslag

Over het algemeen kun u na zo’n 5 dagen het ziekenhuis verlaten. U krijgt bij het verlaten van de afdeling een afspraak mee voor de chirurg. Als de uitslag van het weefselonderzoek bekend is, zal uw behandelend chirurg dit met u bespreken op de polikliniek. Hierbij is tevens aandacht voor het resultaat van de operatie, voor eventuele nabehandeling en voor de vooruitzichten. Het is aan te bevelen om tijdens het bespreken van de uitslag een familielid aanwezig te laten zijn.

Gevolgen van de longoperatie

Door het wegnemen van de long of een gedeelte ervan ontstaat ruimte. Is een long in zijn geheel verwijderd, dan vult de ontstane ruimte zich met weefselvocht dat wordt omgevormd tot een soort littekenweefsel. Is een deel van long verwijderd, dan vult de ruimte zich met het resterende longweefsel. Wat u wel of niet kan na de operatie is uiteraard afhankelijk van de kwaliteit van uw longen vóór de operatie en van de hoeveelheid longweefsel dat is verwijderd. Het missen van longweefsel hoeft niet altijd bezwaren op te leveren. Wel kan het betekenen dat minder lichamelijke inspanning mogelijk is dan voorheen. Het kan van belang zijn dat u revalidatie doet via het programma ‘Herstel & Balans’. De fysiotherapeut weet hier alles van.

Periode na ontslag

  • Eenmaal thuis bent u in het begin nog niet fit. U bent waarschijnlijk snel moe en kortademig en heeft u weinig zin om iets te ondernemen. Dit is een normaal verschijnsel na dit soort operaties. Het herstel duurt enige maanden en verloopt in een langzaam stijgende lijn, waarbij u goede en minder goede dagen zult hebben.
  • U zult merken dat u in het begin snel kortademig bent bij (geringe) inspanning. Dit komt omdat het resterende longweefsel zit moet aanpassen aan de nieuwe situatie. U zult merken dat deze kortademigheid geleidelijk gaat afnemen bij het rustig uitbreiden van activiteiten.
  • Bij hoesten, niezen of diep inademen komt er spanning op de wond. Dit kan pijnlijk zijn. U hoeft niet bang te zijn dat de wond openspringt. Van de fysiotherapeut heeft u geleerd hoe u tegendruk op de wond kunt geven om de pijn te verminderen. U kunt ook gerust op uw zij gaan liggen zonder dat dit slecht is voor de wond.
  • Om een goede wondgenezing te bevorderen, is het verstandig om de eerste zes weken geen zware voorwerpen, zoals koffers of tassen, te dragen.
  • Voor uw en andermans veiligheid is het belangrijk dat u de eerste zes weken na de operatie geen auto rijdt. Door de narcose kan uw reactievermogen zijn verminderd. Bovendien kan de wond uw bewegingsvrijheid beperken.
  • Het is de bedoeling dat u zo snel mogelijk weer in uw oude ritme komt. Het is niet nodig om een bed in de huiskamer neer te zetten. Ook ’s ochtends lang in bed liggen en ’s avonds vroeg naar bed gaan is niet nodig. Wel kunt u ’s middags een uurtje gaan rusten.
  •  U begint met activiteiten die u gemakkelijk aankunt. De zwaarte en duur van de activiteiten kunt u geleidelijk aan opvoeren. U moet steeds uitproberen tot hoever u kunt gaan zonder overmatig moe te worden of kortademig. Dit geldt ook voor sociale activiteiten zoals bezoek ontvangen. Zorg er voor dat u voldoende beweegt. Heeft u en/of uw naasten behoefte aan verdere begeleiding dan kunt u dit aangeven tijdens de policontroles.

 

In de volgende gevallen dient u altijd contact op te nemen met het ziekenhuis

  • Temperatuur hoger dan 38,5 graden.
  • Veranderingen bij de wond zoals toenemende roodheid en/of pijnklachten en/of lekkage van vocht uit de wond.
  • Toenemende kortademigheid en/of pijnklachten.

Mocht u bovenstaande klachten binnen 14 dagen na de operatie krijgen dan moet u op werkdagen het secretariaat van de chirurg bellen: 0164 27 83 68. Indien deze klachten

optreden buiten de reguliere werktijden neemt u contact op met spoedeisende hulp: 0164 27 83 02.

De dag van de operatie

Gang van zaken op de verpleegafdeling

Meestal wordt u de dag van de operatie in de ochtend opgenomen op de verpleegafdeling, soms kan het nodig zijn om hier van af te wijken, maar dit wordt dan altijd met u besproken. Laat geld, sieraden (inclusief trouwring) of andere waardevolle spullen thuis. De verpleegkundige op de afdeling zal met u kort nog een  aantal vragen met u doornemen, tevens wordt de temperatuur, bloeddruk en polsslag gemeten. Zij neemt tevens de hele procedure rondom u operatie nog kort met u door. Indien u vragen heeft, kunt u die met haar doornemen. Medische vragen moet u echter met de chirurg bespreken. U bent vanaf 24.00 uur nuchter voor de operatie. U kunt het beste op de ochtend van de operatiedag douchen. Ongeveer 1 uur voor de operatie wordt u klaargelegd voor de operatie. Dit houdt in dat u een operatiejasje aan krijgt en dat prothesen, sieraden, make-up en nagellak verwijderd dienen te worden. Indien de anesthesioloog een rustgevend medicijn heeft voorgeschreven als voorbereiding voor de operatie, krijgt u die ook toegediend. Voordat u dit inneemt, moet u nog even naar het toilet om te plassen. Hierna blijft u in bed. De verpleegkundige zal dan een pijl zetten op de te opereren zijde.

Naar de operatieafdeling

De verpleegkundige brengt u naar de operatieafdeling. Hier wordt u verder voorbereid op de operatie. Deze voorbereidingen vinden plaats op de inslaapkamer waar een dun slangetje in de rug wordt ingebracht (hier wordt continue pijnbestrijding langs gegeven, dit blijft tot een aantal dagen na de operatie zitten). Tevens wordt een infuus en een urinekatheter ingebracht. Daarna stapt u over op een operatiebed en wordt u naar de operatiekamer gereden. De anesthesioloog brengt u vervolgens  in slaap, waarna de operatie plaatsvindt. Direct na de operatie wordt de eerste contactpersoon gebeld door de chirurg.

Op de intensive care

Na de operatie wordt u naar de afdeling intensive care gebracht. Daar wordt de eerste tijd na de operatie intensief bewaakt en verpleegd. De eerste uren na de operatie kan u nog slaperig zijn. U krijgt zuurstof toegediend via een neusslangetje. Verder heeft u een infuus, hier worden vocht en eventuele medicijnen toegediend. U hebt 1 drain in het operatiegebied, dun slangetje in de rug voor pijnbestrijding en een urinekatheter. Uw hartritme, bloeddruk en temperatuur worden automatisch gemeten. De verpleegkundigen en alle anderen die bij uw behandeling en verzorging betrokken zijn, zullen alles wat zij doen vooraf zo duidelijk mogelijk aan u uitleggen.  De fysiotherapeut komt bij u langs. Deze controleert of u voldoende diep kunt doorzuchten en helpt u eventueel met het ophoesten van slijm.

Naar de verpleegafdeling

Zodra uw algemene toestand dit toestaat, gaat u, de volgende dag na de operatie, terug naar de verpleegafdeling. Hier kunt u verder herstellen. Het verloop van uw herstel wordt nauwkeurig gevolgd door de chirurg, die dagelijks langskomt. De verpleegkundige bieden u ondersteuning in de dagelijkse zorg.   Zolang het resterende longweefsel nog niet helemaal optimaal ontplooit is dit  blijft de drain zitten. Controle van het resterende longweefsel vindt plaats d.m.v. een röntgenfoto.

In principe mag u de eerste dag na de operatie al uit bed. Eerst alleen op de stoel. Later gaat u wandelen op de kamer, dan op de gang en uiteindelijk gaat u ook traplopen. Dit alles onder begeleiding van de fysiotherapeut. Hechting blijven tot aan de policontrole zitten, en worden bij de eerste policontorle (na ongeveer 2 weken) verwijderd.

Voor de operatie

Een longoperatie kan nodig zijn bij een hardnekkig ontstekingsproces of een goedaardige afwijking, maar meestal is longkanker de reden. Voorafgaand aan het voorstel tot operatie hebt u al verschillende onderzoeken ondergaan. De diagnose staat vaak al vast. Soms echter is de diagnose niet bewezen en moet tijdens de operatie hierover zekerheid worden verkregen. De chirurg neemt dan een stukje weefsel weg, wat direct door de patholoog wordt onderzocht. Het kan gebeuren dat er pas zekerheid wordt verkregen nadat de gehele longkwab, waar de afwijking in zit, is verwijderd en onderzocht.

Waarom een longoperatie?

Een longoperatie kan nodig zijn bij een hardnekkig ontstekingsproces of een goedaardige afwijking, maar meestal is longkanker de reden. Voorafgaand aan het voorstel tot operatie hebt u al verschillende onderzoeken ondergaan. De diagnose staat vaak al vast. Soms echter is de diagnose niet bewezen en moet tijdens de operatie hierover zekerheid worden verkregen. De chirurg neemt dan een stukje weefsel weg, wat direct door de patholoog wordt onderzocht. Het kan gebeuren dat er pas zekerheid wordt verkregen nadat de gehele longkwab, waar de afwijking in zit, is verwijderd en onderzocht.

Wanneer is een longoperatie mogelijk?

Helaas is slechts een minderheid van de patiënten met longkanker te helpen met behulp van een operatie met daarbij zicht op definitieve genezing. Om in aanmerking te komen voor een longoperatie moet er sprake zijn van een beperkte ziekte in de long zonder uitzaaiingen in de lymfeklieren of elders in het lichaam. Bovendien moet het voor de chirurg technisch mogelijk zijn om het gezwel volledig te kunnen verwijderen en u moet fit genoeg zijn om een dergelijk zware operatie te kunnen ondergaan. Om aan al deze voorwaarden te kunnen voldoen vindt, voordat er tot een operatie kan worden overgegaan, uitgebreid onderzoek plaats naar de uitgebreidheid van de ziekte en naar uw conditie. Pas na de operatie kan de chirurg zeggen of alle kwaadaardige cellen zijn verwijderd en of er nog een nabehandeling nodig is.

Wat moet u nog weten voor de operatie?

Meestal staat het operatieplan van tevoren vast. Soms echter blijkt pas tijdens de operatie dat:

  • er meer longweefsel moet worden verwijderd dan eerst gedacht, of
  • verwijdering van longweefsel niet goed mogelijk is, of
  • operatieve verwijdering van het longweefsel geen goede behandeling van de aandoening lijkt.

Ondanks alle onderzoeken vooraf, zijn bovenstaande problemen niet altijd te vermijden. U moet dit altijd beseffen als u geopereerd gaat worden.

Welke typen van longoperaties zijn er?

De linkerlong heeft 2 kwabben, de rechterlong 3 (zie afbeelding). Afhankelijk van de locatie van het gezwel moeten één longkwab (=lobectomie) of meerdere longkwabben (=bilobectomie) worden verwijderd en soms zelfs een gehele long (=pneumonectomie). Altijd worden ook de lymfeklieren in de omgeving van de tumor verwijderd en onderzocht op eventuele uitzaaiingen. Wanneer door een beperkte longfunctie niet een gehele longkwab kan worden verwijderd, kan een kleiner stuk van de long worden weggenomen. Het nadeel daarvan is dat de tumor dan sneller kan terugkomen. Als er besloten wordt tot een longoperatie dan vindt deze altijd plaats onder algehele narcose en ruggenprik. Er zijn grofweg een twee manieren om de longkanker weg te opereren:

  • De open thoracotomie;
  • De kijkoperatie; deze operatie kan m.b.v. de “robot” (Da Vinci) of m.b.v. VATS (=Video Assisted Thoraco surgery).

Bij beide operatietechnieken wordt vóór het sluiten van de wond door de chirurg 1 (soms 2) drain(s) in de borstholte achtergelaten. Op deze drain(s) wordt zo nodig een afzuigsysteem aangesloten. Hierdoor kunnen bloed en lucht worden afgevoerd. De drain(s) worden na een aantal dagen weer verwijderd.  Soms moet een drain wat langer blijven zitten, dit is afhankelijk of de overgebleven long zich goed ontplooit. Wanneer de gehele long wordt weggenomen krijgt u geen drain.

Open thoracotomie

Bij deze operatie wordt er tussen de ribben door geopereerd en worden daarbij de ribben gespreid. Na het openen van de borstholte wordt bekeken hoe de situatie is: de omvang en afwijking van het zieke weefsel en de ligging ten opzichte van de bloedvaten en luchtpijpvertakkingen.  Na deze inventarisatie wordt besloten tot verwijdering van de aandoening met het omringende weefsel.

Robot/VATS lobectomie

Als het type longkanker en de andere omstandigheden zich ervoor lenen worden de grotere longoperaties zoveel mogelijk door middel van een kijkoperatie gedaan. De kijkoperatie kan worden verricht met behulp van een operatie-robot of met de normale kijkoperatie (VATS). Soms kan er een gecombineerde ingreep worden gedaan. Bij de kijkoperaties wordt de longkwab via een aantal kleinere openingen in de borstkas verwijderd. Het voordeel van deze ingrepen is dat de ribben niet gespreid hoeven te worden. Dit voorkomt pijn. Daarnaast is het ‘zicht’ voor de chirurg tijdens de operatie beter. Hierdoor is er minder bloedverlies en is ziekenhuisverblijf korter.

Operatie bij uitzaaiingen in de longen

In bijzondere gevallen kunnen enkelvoudige uitzaaiingen in de long van een kanker elders in het lichaam (longmetastase) chirurgisch verwijderd worden wanneer er geen aanwijzingen zijn voor ziekteactiviteit elders in het lichaam. Da kans op genezing is dan vergelijkbaar als bij een longkankergezwel dat beperkt is tot de long.

Mogelijke complicaties

Geen enkele ingreep is vrij van de kans op complicaties. Zo zijn er ook bij longoperaties de normale risico’s op complicaties van een operatie, zoals trombose, longontsteking, nabloeding en wondinfectie. Daarnaast zijn er nog enkele specifieke complicaties mogelijk:

  • Omdat er bij longoperaties zeer grote slagaders en aders betrokken zijn, bestaat er een kans op een ernstige bloeding. Gelukkig komt dit zelden voor.
  • Na de operatie kunnen er zich tijdelijke verandering het hartritme voordoen. Met medicijnen is dat te verhelpen.
  • Na een longoperatie bestaat de eerste dagen bijna altijd wel enige luchtlekkage, wat via de drain(s) kan worden afgevoerd. Een enkele keer kan deze luchtlekkage soms meer dan een week aanhouden. Geen ernstige, maar wel een vervelende complicatie.
  • Als gevolg van zenuwbeschadiging bij het uitnemen van de linkerlong, of een deel ervan, kan er in zeldzame gevallen een blijvende heesheid optreden.
  • Na de operatie kan een deel van de luchtweg verstopt raken (atelectase). Fysiotherapie is dan nodig, maar daarnaast moet soms ook de  slijmprop met een flexibele kijkslang (bronchoscoop) worden verwijderd.

De kans dat één van de bovengenoemde complicaties een dodelijk gevolg heeft, varieert van bijna nul tot zes procent.  Dat is mede afhankelijk van uw lichamelijke conditie, de leeftijd en de ernst van de aandoening.

Wat moet u vooraf regelen?

We raden aan om al vóór uw operatie stil te staan bij de vraag of u na de operatie thuis voldoende opvang zult hebben. U zult dan namelijk hulp nodig hebben bij dagelijkse handelingen die u nog niet zelf mag uitvoeren. Zo mag u tot 6 weken na ontslag geen zwaar huishoudelijk werk verrichten (zoals tillen, stofzuigen). Dit betekent dat u de eerste weken hiervoor aangewezen zult zijn op de hulp van anderen. U kunt dit voorafgaande aan uw operatie bespreken met de verpleegkundige op het spreekuur bij de anesthesie. Zij kan dan samen met u alles doornemen en zo nodigde transferverpleegkundige van het ziekenhuis in schakelen. Wanneer u een baan hebt, kunt u uw werkkring alvast melden dat u zeker niet zult komen werken tot de eerste controleafspraak. Deze afspraak wordt meestal gemaakt voor ongeveer 2 weken na ontslag uit het ziekenhuis. In geval van zwaar lichamelijk werk duurt het mogelijk langer voordat u weer kunt werken.

Ondersteuning

Het vooruitzicht op een longoperatie kan gevoelens oproepen van angst, onzekerheid en verdriet, zowel bij u als bij de mensen om u heen. Het kan moeilijk zijn hierover met elkaar te praten, soms lukt dat zelfs al helemaal niet. Toch is het wenselijk er juist wel over te praten. Dit kan uw herstel bespoedigen. Hiervoor kunt u een beroep doen op een geestelijk verzorger of zo nodig oncologieverpleegkundige. De afdelingsverpleegkundige kan voor u een afspraak met hen maken.

Fysiotherapie

Ook de fysiotherapeut zal kennis met u komen maken voor de operatie. Deze zal u uitleg geven over de juiste ademhaling en hoesttechniek. In verband met uw herstel is het namelijk belangrijk om na de operatie goed door te kunnen ademen en slijm te kunnen ophoesten, ondanks de ongemakken van de operatiewond. Om u hierin te ondersteunen, krijgt u voor de operatie een hulpmiddel mee, de triflow. U moet dit hulpmiddel meebrengen naar het ziekenhuis als u opgenomen wordt voor de longoperatie. Ook is het belangrijk om na de operatie uw schouder goed te bewegen, aan de kant die geopereerd wordt. De fysiotherapeut zal u daarbij helpen en u ook adviezen geven voor de juiste houding. Na de operatie zal de fysiotherapeut regelmatig bij u langskomen.

Anesthesie

Een paar dagen voor de operatie gaat u bij de anesthesiemedewerker en verpleegkundige langs op het Pre Operatief Spreekuur (=POS). De anesthesioloog is de arts die verantwoordelijk is voor de narcose tijdens de operatie. Indien u wilt, spreekt de anesthesioloog voor de nacht (voorafgaande aan de operatie) een slaapmiddel af. De verpleegkundige op de POS neemt bij u het intakegesprek af. Indien nodig zal zij met u de thuissituatie doornemen en de transferverpleegkundige inschakelen.